Hoe weet je zeker dat het profiel dat uit een persoonlijkheidsvragenlijst komt écht past bij de kandidaat en dat je niet op het verkeerde been wordt gezet? Een vragenlijst kan nog zo betrouwbaar en valide zijn, toch geeft dit je geen garantie over de juistheid van het resultaat. Biases rondom sociale wenselijkheid, antwoordpatronen en consistentie liggen altijd op de loer. Hoewel door onderzoek de kans op een vertekend profiel relatief klein is, kunnen er toch vertekeningen optreden. Hoe krijg je meer duidelijkheid over de correctheid van het profiel? Om dit mogelijk te maken hebben wij drie maten toegevoegd aan het rapport van de WPV: consistentie, zelfbeeld en antwoordtendentie. Deze maten maken het patroon achter de gegeven antwoorden zichtbaar.
Doordat bij de WPV zowel een advies- als een selectienormgroep beschikbaar is, wordt er gecorrigeerd voor sociale wenselijkheid. Bij loopbaanadvies situaties is de motivatie om sociaal wenselijk te antwoorden niet tot nauwelijks aan de orde. Voor de kandidaat is het in deze situatie van belang een zo objectief en betrouwbaar mogelijk beeld van de persoonlijkheid te krijgen. Dit ligt bij selectie situaties anders. Hierbij gaat het er voor een kandidaat niet alleen om te achterhalen hoe hij als persoon in elkaar zit, maar zal de kandidaat wellicht ook gemotiveerd zijn om zichzelf van de beste kant te laten zient. Door gebruik te maken van een selectienormgroep wordt er automatisch gecorrigeerd voor sociaal wenselijkheid.
Het antwoordpatroon van de kandidaat kan wel meer informatie bieden. Geeft een kandidaat consistente antwoorden of liggen de gegeven antwoorden op twee items met een hoge correlatie ver uit elkaar? Geeft de kandidaat kritische antwoorden of denkt hij juist heel positief over zichzelf? En maakt de kandidaat gebruik van de extreme antwoordopties of kiest hij juist voor het veilige midden? Om antwoord te kunnen geven op bovenstaande vragen hebben wij bij de WPV drie maten toegevoegd: Consistentie, Zelfbeeld en Antwoordtendentie. Met deze maten kun je de informatie achter het antwoordpatroon van een kandidaat naar boven halen. We zullen deze drie maten toelichten.
Deze maat geeft aan hoe consistent de kandidaat de vragenlijst heeft ingevuld. Hieruit kunnen we afleiden of we het profiel serieus kunnen nemen of dat we er met een kritisch oog naar moeten kijken. Een zeer lage score op consistentie wijst mogelijk op lukrake antwoorden. In de normgroep zijn wij op zoek gegaan naar itemparen die een hoge correlatie met elkaar hadden. Daarbij keken we zowel naar itemparen binnen de eigen schaal of factor als naar itemparen buiten de eigen schaal of factor. In totaal hebben wij 48 itemparen gevonden die hoog positief of negatief correleren. De afwijking van de kandidaat op deze itemparen wordt vergeleken met de normgroep. In het rapport betekent een hoge score in de grafiek een consistent antwoordpatroon. Een lage score betekent dat de vragenlijst minder consistent is ingevuld.
Bij zeer lage scores, sten 3 en lager, dienen de resultaten met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. De kans is aanwezig dat de kandidaat lukraak, of onzorgvuldig heeft geantwoord. Tijdens de rapportbespreking kunt u vragen op welke manier de kandidaat de vragenlijst heeft ingevuld. Ook is het verstandig om te achterhalen of de kandidaat de vragen goed heeft begrepen. Een laatste tip is de kandidaat te vragen zichzelf te omschrijven op een aantal persoonlijkheidseigenschappen. Aan de hand hiervan kun je toetsen of dit overeenkomt met de resultaten in het rapport.
Deze maat zegt iets over de mate waarin de kandidaat een kritisch of een positief zelfbeeld laat zien. Een lage score geeft een zeer zelfkritische houding weer, een hoge score een positief zelfbeeld. De score komt tot stand door te kijken naar de sten-scores op alle WPV schalen. Laat de kandidaat allemaal bovengemiddelde scores zien? Dan draagt dit bij aan een hogere score, dus een positief zelfbeeld. Wanneer de scores op de WPV schalen laag zijn draagt dit bij aan een lagere score, een kritisch zelfbeeld.
Dit zelfbeeld kan een correcte weergave van de realiteit zijn; positieve of extraverte persoonlijkheden vullen de vragenlijst veelal op een enthousiaste manier in. Zij kiezen makkelijker voor uitersten dan personen die van zichzelf wat kritischer of bescheidener zijn. Het kan echter ook zo zijn dat door de manier van invullen het persoonlijkheidsprofiel te kritisch of positief blijkt. Zo kan iemand met een kritisch zelfbeeld weleens te kritisch staan ten opzichte van zichzelf en daardoor lager scoren op de de WPV schalen en zelfbeeld. Omgekeerd kan een hoge zelfbeeldscore ook een teken zijn van zelfoverschatting of sociaal wenselijke antwoorden. Overigens is in deze context Zelfbeeld iets anders dan Zelfvertrouwen, al zal er zeker wel een samenhang zijn. De score op Zelfbeeld wordt berekend over alle schalen heen.
Het is niet uit het rapport te halen of de score op Zelfbeeld klopt met de werkelijkheid. Het is dus belangrijk om tijdens de nabespreking stil te staan bij extreem hoge of extreem lage scores op Zelfbeeld. Vraag bijvoorbeeld of de kandidaat de zelfbeeldscore herkent en waarom wel of niet. Daarnaast is het bij een hoge score (>8) aan te raden om te vragen naar concrete voorbeelden. Vraag de kandidaat naar voorbeelden waarbij iets goed ging maar ook juist naar voorbeelden waarbij iets minder goed ging. Ook kun je vragen stellen als: welke verbeteringspunten heb je weleens van jouw leidinggevende teruggekregen, waar irriteren je collega’s zich bij jou aan? Vraag de kandidaat bij een lage score op Zelfbeeld (<3) naar situaties waarbij het goed ging. Vraag ook naar de sterke punten die zijn leidinggevende heeft teruggegeven of naar de punten die collega’s waarderen. Vraag tenslotte of de kandidaat de gegeven positieve punten herkent of dat hij er anders over denkt en waarom.
De antwoordschaal van de WPV is een vijf-punts Likertschaal die loopt van ‘Zeer mee oneens’ tot ‘Zeer mee eens’. De antwoordtendentie maat laat per antwoordmogelijkheid zien wat de afwijking is van de gegeven antwoorden van de kandidaat ten opzichte van de normgroep. In de normgroep is per antwoordoptie gekeken hoe vaak deze gemiddeld is gekozen. Tijdens het invullen van de WPV wordt geteld hoe vaak iedere antwoordoptie wordt aangeklikt, dit wordt vergeleken met de gemiddelden in de normgroep. Het rapport van de WPV laat in percentages ‘per antwoordoptie’ de afwijking zien vergeleken met de normgroep. Wanneer de grafische weergave een negatief percentage laat zien betekent dit dat de kandidaat de betreffende antwoordoptie minder vaak heeft aangeklikt dan de normgroep. Een positief percentage houdt in dat de antwoordoptie vaker is gekozen dan de normgroep.
Globaal geeft de antwoordtendentie een beeld weer of iemand geneigd is te kiezen voor de uitersten van de antwoordschaal, of meer geneigd is om te kiezen voor het midden van de schaal. Dit kan een realistische weergave van de werkelijkheid zijn. Sommige mensen hebben meer uitgesproken eigenschappen dan anderen. Het kan ook zo zijn dat een kandidaat risicomijdend heeft geantwoord en daardoor bijvoorbeeld meer voor het ‘veilige midden’ van de schaal heeft gekozen. Per antwoordoptie mogen afwijkingen tot rond de 25 procent als ‘normaal’ worden beschouwd. Afwijkingen boven dit percentage behoeven extra aandacht.
Bij de WPV Adaptief wordt niet gerapporteerd op consistentie of antwoordtendentie. Bij de WPV Adaptief worden de vragen geselecteerd die voor een bepaalde kandidaat de meeste informatie gaan opleveren. Er worden vragen gesteld totdat een betrouwbare uitspraak gedaan kan worden. Wanneer een kandidaat inconsistente antwoorden geeft zullen er meer vragen gesteld worden totdat er een voldoende consistent beeld is ontstaan. Met andere woorden: In de vragenlijst zelf wordt al rekening gehouden met de consistentie.
Door het adaptieve karakter van de vragenlijst is het ook niet mogelijk om de antwoordtendentie op eenzelfde manier te berekenen als bij bijvoorbeeld de WPV Normatief. Dit komt onder andere omdat verschillende kandidaten niet dezelfde items en niet hetzelfde aantal items te zien. De antwoordpatronen kunnen niet afgezet worden tegen een normgroep omdat de samenstelling van de vragenlijst voor elke kandidaat anders is geweest.
Met het toevoegen van Consistentie, Zelfbeeld en Antwoordtendentie willen wij voor adviseurs inzichtelijk maken op welke wijze de kandidaat de vragenlijst heeft ingevuld. Wanneer de scores op deze maten binnen de marges vallen, kun je er zeker van zijn dat de kandidaat de vragenlijst betrouwbaar heeft ingevuld. Daarentegen wil het niet zeggen dat een kandidaat met scores buiten de marges niet eerlijk is geweest. Wel is het in dat geval van belang een nadere toelichting op de resultaten te vragen tijdens het interview.